“Het was 1962, middenin de Varkensbaaicrisis. Ik vertrok twee weken voor kerst met de Nieuw Amsterdam. Ik weet nog dat ik me schuldig voelde tegenover mijn ouders dat ik twee weken voor kerst vertrok.”
Frederika werkte begin jaren zestig voor een Amerikaans bedrijf in Amsterdam toen ze de kans kreeg naar New York overgeplaatst te worden. “Iedereen had het toen over Amerika, daar was werk voor iedereen. Dat was toen de hoofdreden om te gaan. En geld. Een dollar was toen 4 gulden waard.”
“Ik heb nooit honger gehad in de oorlog, we woonden dichtbij het platteland, maar we hadden nooit geld. Mijn arme moeder… ik zie haar nog met verkleumde handen terugkomen uit het washok.”
“New York was fantastisch maar niet de stad voor mij. Toen er twee keer kort na elkaar bij me ingebroken werd, hakte ik de knoop door. Ik voelde me niet meer veilig.”
Frederika facetimet nu elke dag met haar dochter die naar Spanje is geëmigreerd. “Wat heerlijk om je elke dag gewoon even te zien. Toentertijd was het af en toe een telefoontje, vaker was te duur. Toen schreven we nog brieven en kaarten!”
“Maar mijn moeder had de lagere school niet afgemaakt. Ze had voor haar huwelijk als dienstmeisje gewerkt, voor een textielfabrikant. Lezen en schrijven kon ze eigenlijk niet. Ik kreeg nauwelijks post van hen.”
“Later in 1983, toen jouw tante en ik de flat van oma opruimden, vond ik een grote map met alle ansichtkaarten die ik haar in die vijf jaar vanuit New York had gestuurd. Ze had ze allemaal bewaard.”