De eerste keer dat ik met ‘t handje geconfronteerd werd is nu, grofweg, 25 jaar geleden. Ik bevond me op het beruchte Place Pigal te Parijs. Een grote zwarte vrouw in opzichtige kleding maakte het gebaar: de arm schuin gestrekt omlaag, ongeveer op heuphoogte, handpalm naar beneden gericht en een korte vinnige vibratie met vier gestrekte vingers tegelijk. In die tijd was ik op seksueel gebied nogal een groentje, waardoor ik dit gebaar interpreteerde als wegwezen hier.
Wat me van die ontmoeting is bijgebleven is een gevoel van verwarring, omdat het handgebaar en de oogopslag van de vrouw niet met elkaar strookten. Vanaf dat moment zag ik alle vrouwen als raadselachtige wezens, waar je maar beter van af kunt blijven. Pas in mijn Amsterdamse periode was ik in de gelegenheid om die verwarring ten aanzien van het vrouwelijke geslacht recht te zetten.
Als we in Nederland iemand naar ons toe willen bewegen dan maken we een grote haal met onze arm, vaak nog ondersteund met een naar achter wegdraaiende nekzwaai. Soms gaat dit gebaar vergezeld van uitroepen als “kom hier” of “he joh”, maar dat is eigenlijk overbodig, omdat het gebaar meer dan voor zich spreekt. Als de geroepene zich op datzelfde moment in een groepje mensen bevindt kan hij nog twijfelen of het gebaar hèm aangaat, maar dàt er iemand moet opdraven is zonneklaar. Misschien een wat lompe manier van communiceren, maar doorgaans wel een heel duidelijke. Het enige wat je je kunt afvragen is waar al die ophef voor nodig is.
In Spanje ben ik ‘t handje inmiddels talloze malen in een andere context tegengekomen. In het ziekenhuis: u bent aan de beurt. In de supermarkt: señor die kassa gaat sluiten, dus graag bij deze kassa aansluiten. In de bus: hombre, deze plaats is nog vrij. Niks afwerend, hooguit sturend, maar altijd vriendelijk en behulpzaam.
Als de mamma’s hun niño roepen gebruiken ze ook altijd een handje. In het begin kwam dat knikje wat vinnig op me over, maar pas later begreep ik de liefdevolle betekenis ervan. Maar ik heb ‘t handje pas echt leren waarderen in het Spaanse verkeer. Zoals bij de meeste auto’s hier, is de airco van onze auto ook kapot. Om toch nog enige verkoeling te krijgen hangt mijn linker arm tijdens het rijden in volle lengte uit het raam.
In Nederland zie je dit rijgedrag wel bij vrachtwagenchauffeurs en aanverwant volk, een wat lullig gezicht vind ik persoonlijk, maar hier in Spanje heeft het behalve een verkoelende ook een verkeersfunctie: je kunt er de auto áchter je mee controleren. Je kunt het gebruiken als je wilt invoegen, passeren of een ander tot spoed manen. Een extra richtingaanwijzer, maar dan een van het ongeschreven verkeersrecht. Met ‘t handje, eigenlijk kun je in de auto al volstaan met een lichte opwaartse knik van de pink en ringvinger, leg je het omliggende verkeer simpel je wil op. Enige voorwaarde is dat je niet aarzelt en stoïcijns voor je uit blijft kijken. Niemand zal toeteren en iedereen zal het accepteren, vooropgesteld dat jij ook andermans handje respecteert.
Degene die hier het eerst met ’t handje zwaait heeft voorrang. De eerste keer dat ik ermee te maken kreeg negeerde ik ‘t handje en werd ik pardoes door een invoegende automobilist afgesneden. Nu heb ik ‘t handje volledig in de vingers en dirigeer ik mijn bolide, met wuivende palm, moeiteloos door de zwoele chaos op de boulevard. Hebt u zich wel eens afgevraagd waarom ze in Zuid-Europa op een volstrekt andere wijze mensen naar zich toe wenken dan in Nederland? Wat is de reden dat ze in het mediterrane gebied volstaan met een meer subtiele handbeweging? Heeft dit half-werendhalf-paaiend knijpen met de hand iets te maken met de temperatuur of is het gewoon Latijnse gemakzucht? Nu de temperatuur in Nederland structureel stijgt, is er iets voor te zeggen om ook daar het kom hier gebaar te minimaliseren. Het is immers niet meer nodig om de koude jatten met weidse gebaren te verwarmen. Of vinden de Nederlanders dat wenkje te arrogant en laatdunkend?
Dit is een van de 42 verhalen die Michiel van der Put schreef tijdens zijn periode in Spanje. Lees alle verhalen in de bundel ‘Spanje als besluit‘.
Tekst: Michiel van der Put