Honderdduizenden Nederlanders zijn de afgelopen jaren in een ander land gaan wonen. Een deel van hen keerde terug, maar bij hen die bleven heerst er soms veel heimwee en spijt…

Fernweh is het omgekeerde van heimwee. Het verlangen naar onbekende oorden drijft jaarlijks tienduizenden Nederlanders de grens over. De meesten van hen staan op dat moment absoluut niet stil bij dat andere gevoel, de melancholieke toestand die je kan treffen als je ver van huis bent. 

Sommige mensen krijgen op vakantie al last van heimwee. Terwijl de vakantieganger heel goed weet dat hij over niet al te lange tijd teruggaat naar huis. Expats en emigranten krijgen het gevoel van heimwee veel sterker voor hun kiezen. Behalve als ze besluiten om op korte termijn terug te keren, is het iets waarmee ze moeten leren leven. Niet iedereen lijdt eronder. Uit onderzoek door de Wereldomroep van een aantal jaren geleden blijkt dat 42% van de Nederlanders in het buitenland nooit last heeft van heimwee. Maar de rest heeft dat wel, en 10% zelfs regelmatig tot vaak. 

Natuurlijk is er een groot verschil tussen de heimwee van emigranten van nu en die van net na de Tweede Wereldoorlog, toen het vertrek meestal voorgoed was. Zij gingen ervan uit dat ze hun familie in Nederland nooit meer zouden zien. De dunne velletjes-met-envelop van de luchtpost die toen vaak de enige vorm van contact waren, liggen allang in het museum. Met e-mail, skype en facebook lijken de afstanden tegenwoordig een stuk makkelijker te overbruggen. En vliegtickets zijn beter betaalbaar dan toen. 

Maar daarmee is de heimwee nog niet de wereld uit. Vaak gaat het om vrouwen met kinderen, die zich ook verantwoordelijk voelen voor hun ouder wordende ouders of last hebben van een schuldgevoel omdat ze hun kinderen niet met opa en oma kunnen delen. Ook expatkinderen kennen heimwee, al is dat vaak meer een wens om het land van hun ouders beter te leren kennen. Voor hen is in Nederland studeren soms al afdoende. 

Ook kwamen we veel heimweelijders tegen onder mensen die als kind waren geëmigreerd. Het vertrek uit Nederland was niet hun keuze; zij moesten met hun ouders mee. Vooral bij oudere kinderen en pubers, die al een eigen leven hadden in Nederland, kan de heimwee hard toeslaan. 

Tegenwoordig bereiden ouders hun kinderen voor op het vertrek, en kunnen de kinderen – als de heimwee te hevig is en zij groot genoeg zijn – zelf beslissen terug te keren. Maar voor de kinderen die vlak na de Tweede Wereldoorlog emigreerden, is het een heel ander verhaal. Thuis werd weinig over de emigratie gesproken. 

‘Ik ben hier voor mijn kinderen, maar ik ben in Nederland voor mijzelf.’ 

Het was een voldongen feit, waar alle gezinsleden mee moesten leren leven. Vergeleken met hun ouders leken de kinderen zich relatief gemakkelijk aan te passen. Ze waren jong genoeg om snel de taal te leren, kregen vrienden, een baan en werden verliefd. Maar nu hun eigen kinderen de deur uit zijn en zijzelf (bijna) met pensioen, slaat opeens de twijfel toe: hoor ik hier wel echt thuis? Nederland kennen ze nauwelijks, de taal spreken ze vaak niet meer en met hun Nederlandse familie hebben ze bijna geen contact. Wat valt daar in zo’n laat stadium nog aan te doen? 

Een andere groep bestaat uit volwassenen die de afgelopen decennia zijn geëmigreerd, maar er nooit van overtuigd zijn geraakt dat ze de juiste stap hebben gezet. Hakken ze de knoop door en gaan ze alsnog terug naar Nederland, dan lopen ze het risico dat ze daar de rust en ruimte van hun emigratieland gaan missen en opnieuw spijt krijgen. Op hen is de term ‘boemerang-emigrant’ van toepassing. 

Ook een reden om te gaan twijfelen, is als het slecht met je gaat. Juist als je het moeilijk hebt op een plek waar je niet 100% thuis bent, duikt het verlangen op naar die veilige haven van vroeger. Natuurrampen, botsingen met de autoriteiten of een persoonlijk verlies – de dood van een partner of familielid of een scheiding – kunnen dat verlangen doen ontvlammen. Al is het zeer de vraag of die veilige haven nog bestaat. 

Teruggaan of blijven? Een makkelijk antwoord valt zelden te geven. Zeker als je niet in je eentje bent, is het moeilijk om aan je eigen gevoelens toe te geven. Je kinderen of partner kunnen je ervan weerhouden om terug te keren, evenals het verlies van de Nederlandse nationaliteit. 

‘Praten met andere Nederlanders in de buurt boven een bakkie troostmet één koekje…’ 

Wie geld heeft, kan een pied-à-terre kopen in Nederland. Dan hoeft er niet gekozen te worden, hoewel het een aanslag is op de portemonnee en je met koffers blijft slepen. 

Maar de meeste emigranten met heimwee of twijfels zoeken uiteindelijk een minder radicale remedie voor hun Holland Blues. Het meest populaire heimweemedicijn is nog altijd de Hollandse pot: een stukje oude Edammer, gekocht in de Hollandse winkel, met een jenevertje erbij. Of skypen met familie of vrienden in Nederland. Of praten met andere Nederlanders in de buurt, boven een bakkie troost. Met één koekje. 

Tekst & foto’s: RNW 

Deze verhalen zijn onderdeel van het prachtige boek ‘Je band met Nederland’ dat werd uitgegeven in verband met het stoppen van de Wereldomroep. 

© 2024 Grenzenloos - Design & realisatie door Webheads