Wie overweegt te emigreren, merkt al snel dat taal meer is dan een praktisch middel. Het bepaalt hoe gemakkelijk je aansluiting vindt, hoe snel je nieuwe vrienden maakt en of je in de supermarkt begrijpt wat je koopt. Sommige talen lijken te zingen als je ze hoort, andere klinken als een ingewikkeld klanksysteem dat alleen ingewijden begrijpen. Voor Nederlanders – en eigenlijk voor iedereen met een Germaanse moedertaal – is het verschil tussen makkelijk en moeilijk soms groter dan je denkt.
Talen zijn net families. Het Nederlands, Engels en Duits horen tot dezelfde tak: de Germaanse familie. Wie zich binnen die familie beweegt, heeft het relatief makkelijk. Maar wie emigreert naar een land waar de taal uit een totaal andere familie komt – bijvoorbeeld de Finno-Oegrische, Semitische of Aziatische – merkt dat het leren ineens voelt als het oplossen van een puzzel zonder voorbeeldplaatje.
Volgens onderzoek van het Amerikaanse Foreign Service Institute (FSI), dat voor diplomaten bijhoudt hoeveel studietijd nodig is om een taal goed te leren, kunnen sommige talen in een paar honderd uur redelijk onder de knie zijn. Andere vragen duizenden uren oefening.
Voor Nederlanders die buiten Europa een nieuw leven willen opbouwen, zijn er gelukkig talen die verrassend vriendelijk zijn. Indonesisch (Bahasa Indonesia) bijvoorbeeld: eenvoudig, logisch en geschreven in het Latijnse alfabet. Geen lastige naamvallen of gekke werkwoordsvormen, en bovendien in een land waar de bevolking je met een glimlach helpt oefenen. Ook Maleis, dat in Maleisië en Singapore wordt gesproken, valt in die categorie.
Spaans blijft populair, vooral in Latijns-Amerika. De uitspraak is overzichtelijk, de grammatica herkenbaar en de klanken rollen vanzelf. Portugees – denk aan Brazilië – is iets lastiger qua uitspraak, maar nog steeds goed te doen. En wie naar Zuid-Afrika verhuist, heeft geluk: Afrikaans is zo verwant aan het Nederlands dat je elkaar met wat goede wil kunt verstaan.
Gemakkelijker te leren wereldtalen voor Nederlanders:
Indonesisch
Maleis
Spaans (Latijns-Amerika)
Portugees
Afrikaans
Dan zijn er de talen die je met wat doorzettingsvermogen onder de knie krijgt. Turks bijvoorbeeld – logisch opgebouwd, maar gewend raken aan de vele uitgangen kost tijd. Thai, Vietnamees en Hindi zijn fonetisch of tonaal, wat betekent dat de toonhoogte van je stem de betekenis verandert. Dat maakt het leren uitdagender, maar niet onoverkomelijk. Swahili, veel gesproken in Oost-Afrika, is verrassend toegankelijk: simpele grammatica, heldere uitspraak en een vriendelijk ritme.
Gemiddeld moeilijk:
Turks
Thais
Vietnamees
Hindi
Swahili
En dan de talen die menig taalleer-app tot wanhoop drijven. Mandarijn-Chinees is er zo een. Vier tonen, duizenden karakters en een grammatica die weinig lijkt op wat je kent. Japans is een ander verhaal: drie schriftsystemen en een subtiel beleefdheidsniveau dat bepaalt welke woorden je mag gebruiken. Koreaans heeft dan wel een overzichtelijk alfabet, maar de zinsstructuur is totaal anders. Arabisch vraagt weer om een andere manier van denken – én schrijven van rechts naar links. En wie zich aan Perzisch of Urdu waagt, krijgt daar nog een flinke dosis poëzie en complexiteit bij cadeau.
Moeilijker te leren wereldtalen voor Nederlanders:
Arabisch
Mandarijn-Chinees
Japans
Koreaans
Perzisch (Farsi)
Het is dus niet alleen een kwestie van grammatica of klanken. Motivatie speelt de hoofdrol. Wie verliefd wordt op een land, leert de taal vaak sneller – simpelweg omdat je wilt kunnen praten met de mensen om je heen. In Indonesië gaat dat vanzelf, in China kost het misschien wat meer koffie en doorzettingsvermogen.
Maar één ding is zeker: wie emigreert, leert niet alleen een nieuwe taal, maar ook een nieuwe manier van denken. En dat is misschien wel de mooiste reis van allemaal.
☕ Vind je deze en alle andere informatie op onze site waardevol? Steun ons met een kleine donatie en help Grenzenloos gratis en onafhankelijk te houden. Zie: Samen houden we het gratis!